Onze laatste liverecensie.
Onze laatste albumrecensie.
Ons laatste interview.
Onze laatste video.
Head (Bob Rafelson - 1968)
Als The Monkees het beu zijn om de Prefab Four genoemd te worden, sparen ze kosten noch moeite om hun tieneridoolimago de grond in te trappelen. Zelf songs schrijven is stap één, maar met deze langspeelfilm bereiken ze hun doel, en nog veel meer. Head is een grotendeels door Jack Nicholson geschreven verzameling sketches en psychedelische segmenten die onsamenhangend commentaar geven op de massacultuur.
Sommige stukken zijn écht grappig, andere ronduit bizar en een overdaad aan inside jokes en dingen die waarschijnlijk op het moment zélf een goed idee leken, halen de vaart er wat uit. De muziek maakt echter veel goed - 'Porpoise Song' en 'As We Go Along' (met Neil Young op gitaar) zijn heerlijk - en Head schept een geweldig beeld van de "alles-kan-als-er-maar-genoeg-coke-is"-sfeer die toen in Hollywood hing. De titel werd gekozen omdat er zo een sequel gepromoot kon worden met de zin "from the producers who gave you 'Head'". Maar het heeft niet mogen zijn. (SM)
200 Motels (Tony Palmer & Frank Zappa - 1971)
Zappa maakte al een cameo in Head en doet hier iets vergelijkbaars: met een zeer dunne rode draad naait hij surreële sketches en bizarre segmenten aan elkaar om de sfeer van een rocktournee - de excessen, de paranoia, en vooral de verveling - te illustreren. De leden van The Mothers of Invention (behalve Zappa) vertolken zichzelf. Ringo Starr speelt Larry the Dwarf, een vreemde figuur die nogal op Zappa lijkt. Keith Moon is The Hot Nun die een overdosis neemt en ook de monoliet uit Kubricks 2001: A Space Odyssey duikt op.
Naast Zappa en zijn band wordt een groot deel van de muziek gespeeld door de Royal Philharmonic Orchestra, dat in een soort concentratiekamp opgesteld staat. Door de losse structuur en de psychedelische beelden, lijkt de film wat op een verdwazende koortsdroom. Ideaal voor in de tourbus dus. (SM)
Space Is the Place (John Coney - 1974)
Aangezien jazzbandleider Sun Ra beweerde van de planeet Saturnus te komen, hoort deze film misschien meer in de lijst met rockdocumentaires thuis. Space Is the Place is een unieke mengeling van Sun Ra's stokpaardjes: sciencefiction, mythologie, black power en psychedelische avant-garde jazz. Het verhaal is uiteraard aan de verwarde/verwarrende kant, maar de boodschap is klaar en duidelijk: Sun Ra wil een nieuwe zwarte gemeenschap stichten. Een andere planeet lijkt hem daarvoor het meest geschikt en hij zal zijn volgelingen transporteren door middel van muziek.
Hij reist terug in de tijd om de confrontatie met The Overseer - een pion van The Man - aan te gaan. In het heden landt zijn ruimteschip in Oakland, waar hij een Outer Space Employment Agency opricht. Sun Ra wordt ontvoerd door NASA en gefolterd met dixie-jazz. Zal het hem lukken om te ontsnappen en met zijn Arkestra een concert te spelen om zijn volk te redden? (SM)
Flame (Richard Loncraine - 1975)
Op het hoogtepunt van hun roem besluiten de leden van de Britse glamrockband Slade dat ze serieus genomen willen worden. Voor hen geen karikaturale capers zoals die van The Beatles, maar een zwaarmoedig drama over de opkomst en ondergang van de fictieve band Flame. Als de leden van twee bands zonder veel vooruitzichten toevallig samen een nachtje in de gevangenis doorbrengen, gooit de ene band zijn irritante zanger buiten om de rijkelijk van bakkebaarden voorziene frontman van de andere bende in te lijven.
Ze beginnen wildere songs te schrijven, maar hun manager - die pubs en trouwfeesten gewend is - wil hen niet langer boeken. Een rijke mecenas ziet wel wat in ze en na een make-over beginnen ze inderdaad hits te scoren. Dan duikt hun oude manager weer op en ontspoort de boel. De op ervaringen van andere bands geïnspireerde film was een moedig experiment, maar veel te donker voor het teenybopperpubliek. Flame wordt dan ook beschouwd als het begin van het einde voor Slade. (SM)
Tommy (Ken Russell - 1975)
In een excessief genre uit een excessieve periode - de rockfilm van de jaren zeventig - spant Tommy de kroon. Quadrophenia (1979) is waarschijnlijk een betere film, maar deze overdadige rockopera over hoe een doofstom en blind jongetje de leider van een religieuze cult wordt, somt mooi op waar een echte rockfilm om draaide: bands met te veel geld, drugs en megalomane ideeën die hun zin mogen doordrijven.
Om de visie van de visueel overdadige Ken Russell te combineren met Pete Townshends melodramatische combinatie van jeugdtrauma's en magisch realisme, is een meesterlijke zet. Naast The Who zelf - zanger Roger Daltrey speelt de hoofdrol - treden Elton John, Tina Turner en Eric Clapton aan, benevens acteurs als Ann-Margret, Jack Nicholson en Oliver Reed, die ook allemaal hun tekst zingen. Drummer Keith Moons rol als de handtastelijke Uncle Ernie mag ook niet onvermeld blijven. Onwaarschijnlijk en onsmakelijk, maar geen moment vervelend. (SM)
This Is Spinal Tap (Rob Reiner - 1984)
Hoewel deze zogenaamde mockumentary veel anekdotes bevat die echte bands - Saxon, Yes, Led Zeppelin, Black Sabbath - min of meer overkwamen, zijn de protagonisten geen echte rocksterren. Pas als deze film een succes wordt - veel kijkers hadden naar verluidt zelfs niet door dat het om een parodie ging - beginnen David St. Hubbins, Derek Smalls en Nigel Tufnel platen te maken en op te treden.
Ondanks het feit dat het allemaal maar om te lachen is, schetst deze film perfect hoe het er in een rockband van de zware metalendivisie aan toe gaat: de tourperikelen, de interne conflicten, de ontploffende drummers. Spinal Tap is een begrip geworden. Als een of andere band iets ongelooflijk doms doet of meemaakt, spreken we van een Spinal Tapmoment. Briljant geïmproviseerd door Reiner en acteurs Harry Shearer, Christopher Guest en Michael McKean (die samen later nog een aantal hilarische films maakten) is het ook gewoon een van de grappigste films ooit. (SM)
24 Hour Party People (Michael Winterbottom - 2002)
Gesitueerd in het grauwe en uitzichtloze Britse Manchester in het midden van de jaren zeventig, speelt het verhaal zich af rond de bloeiende en steeds populairder wordende muziekscene van diezelfde industriestad. In 24 Hour Party People documenteert hoofdpersoon Tony Wilson, journalist voor Granada Television en later eigenaar van Factory Records, op gedramatiseerde wijze zijn levensverhaal.
Met een mengeling van feiten, humor, geruchten, legendes en verzinselen verhaalt hij over een van de belangrijkste ontwikkelingen in de popmuziek. Dat begint bij het punkrocktijdperk en gaat verder met legende in wording Joy Division. Daarna is New Order aan de beurt, de band die de overgebleven leden van Joy Division opstarten, waarna we recht in de Madchesterscene van de late jaren tachtig terechtkomen. Waarin het label Factory Records de legendarische Haçiendaclub bouwt, The Happy Mondays onder zijn hoede neemt en een ecstasy-gedreven ravecultuur hoogtij viert. Het is een document van een van de meest essentiële tijdperken uit de pophistorie. (JG)
http://www.kindamuzik.net/achtergrond/muziek-film/de-zeven-beste-rockfilms/20974/
Meer Muziek & Film op KindaMuzik: http://www.kindamuzik.net/artiest/muziek-film
Deel dit artikel: