Onze laatste liverecensie.
Onze laatste albumrecensie.
Ons laatste interview.
Onze laatste video.
Het hoekhuis in Utrecht dat dienst doet als Excelsiorkantoor is niet te missen. Op een paar ramen hangen posters van Spinvis, op anderen wordt het nieuwe album van Johan aangekondigd. Binnen zit één van de oprichters van het label, Ferry Roseboom [foto rechts], onderuit gezakt in een comfortabele stoel. Soms komen bands wel eens langs bij het kantoor. Dan bellen ze aan, om persoonlijk een cd-tje af te leveren: “Daar heb ik een bloedhekel aan, het is eng en confronterend”, aldus Roseboom.
De ruimte om hem heen staat vol met lp’s en 7”-singles. Het is een deel van zijn platenverzameling, maar er staan ook veel eigen releases tussen. Zoals die vijf singletjes, waar het allemaal mee is begonnen, meer dan tien jaar geleden.
Electrolux zuigt
Het is de zomer van 1994 als Frans Hagenaars samen met een goede vriend en hun aanhang vanuit Zuid-Frankrijk terug rijdt naar Amsterdam. Hagenaars is bassist in de postpunkband Minny Pops geweest en produceert begin jaren negentig het uiterst succesvolle Bettie Serveertalbum Palomine in zijn eigen studio in Weesp. Die nacht in de auto krijgt hij opeens een bevlieging: “Ik zei dat ik een label wilde beginnen, een label dat alleen maar singletjes uitbrengt. Een soort vereniging, waar je aan het begin van het jaar tweehonderd gulden betaalt en daar een verzamelbox voor krijgt plus om de zoveel tijd een 7”-single. Die vriend van me deed daar toen heel smalend over.”
Niet veel later komt Hagenaars te werken met Ferry Roseboom, die op dat moment de manager van Daryll-Ann [foto onder] is. Hagenaars produceert het album Seaborne West (1995) van die band en komt er achter dat Roseboom ook een liefhebber is van singletjes. “Ik kwam de werkkamer van Ferry binnen en daar stonden bergen met dozen, vol 7”-singles”, zegt Hagenaars. Het duo richt daarop samen het label (Nothing Sucks Like) Electrolux op, een naam die werd geleend van een stofzuigerbedrijf uit Zweden.
Hagenaars (lachend): “Toen dat bedrijf in Amerika voet aan de grond wilde zetten, bedachten ze de reclameslogan Nothing Sucks Like Electrolux. Dat hebben ze toen in alle kranten gezet, waarna het hele reclamebudget in één keer op was.”
Doe het zelf
Het label Electrolux is een hobby en kost eigenlijk alleen maar geld. In een gelimiteerde oplage worden in 1995 vijf vinylsingles uitgebracht, van de bands Caesar, 12, Scram C Baby, Slide (voorheen The Serenes) en Visions of Johanna (de voorloper van Johan). De basis voor het label is gelegd, maar dan klopt de Zweedse fabrikant aan de deur: het heeft de weinig tactische reclameslogan van jaren geleden overleefd en eist dat het label van Roseboom en Hagenaars een andere naam krijgt.
Gekozen wordt voor de naam Excelsior, naar een hoempapa-orkest, een fabriek van dynamo’s en v-snaren of gewoon omdat het duo een ‘x’ in de naam wilde hebben, zodat deze beter wordt onthouden door het publiek.
Roseboom: “Eerlijk gezegd weten we niet meer waarom we deze naam kozen.” Hoe dan ook, in 1996 is de geboorte van een nieuw, Nederlands platenlabel een feit.
Niet zonder dringende reden trouwens, want ondertussen is Daryll-Ann gedropt door het Engelse label Hut. Niemand toont interesse in de band, dus besluiten Hagenaars en Roseboom het heft zelf in handen te nemen. Hagenaars: “We hadden weinig vertrouwen in de platenindustrie. Ik was in die tijd al veel alternatieve bands aan het opnemen en daar had ik geen uitlaat voor. Ik kon het nergens kwijt, dus toen dacht ik ‘we doen het zelf ‘.”
Roseboom: “Frans en ik zijn met punk opgegroeid, met de Do It Yourselfmentaliteit. Je had in die tijd ook een leuke indiescene in Engeland. Dat sterkte ons in de overtuiging dat het allemaal kon. Het is ook niet zo dat we maar wat deden, er zat wel een beleid achter. We hadden het geluk dat Frans en ik al in de keuken van het vak gekeken hadden. We hadden de hoogmoed dat we het beter konden.”
Het kwam allemaal samen, zo zegt ook Hagenaars, en al snel volgden de eerste twee releases op Excelsior: Weeps van Daryll-Ann en Clean, het debuutalbum van Caesar.
Goede muziek is de voorwaarde
In de tien jaar die volgen, brengt Excelsior het ene na het andere kwaliteitsalbum uit. Na Caesar en Daryll-Ann volgen bands als Johan, Bauer, GEM, Spinvis en zZz. In al die jaren is de taakverdeling tussen Hagenaars en Roseboom redelijk duidelijk. De eerste is opnameleider van de bands op het label (“Ik zie mezelf niet als een producer”), de tweede zorgt dat de muziek bij de luisteraar terechtkomt.
Vanaf het begin krijgt Roseboom daarbij hulp van Jeroen Kleijn [foto rechts], die tijdens de oprichting van het label nog drummer is bij Daryll-Ann. Tegenwoordig zit hij achter het drumstel bij Spinvis en Johan en neemt hij een groot deel van de promotionele activiteiten op zich.
Samen neemt het drietal de belangrijke beslissingen. Daarbij laten ze zich leiden door hun eigen smaak. Roseboom: “Goede muziek is de voorwaarde, dat is alles. We houden geen enquête onder de kopers om te kijken wat ze goed vinden. We koersen op onze eigen smaak, wij zijn ook de enigen die echt alles op Excelsior goed vinden waarschijnlijk.”
Kleijn: “Als ik de muziek niet geweldig vind, zou ik me er niet thuis voelen. Dan werk je ook op een totaal andere manier, we zijn geen autoverkopers.”
Vaak lopen ze puur toevallig tegen een band aan. Ze krijgen een tip van kennissen of ze zien een goed optreden. Eigenlijk hebben ze nog nooit een band getekend op basis van een demo. Roseboom (lachend): “Behalve Spinvis dan, maar ook dat was puur toeval. Ik zat samen met de jongens van Daryll-Ann in een caravan in Dalfsen en opeens zat er een cd-tje in mijn tas. Ik kende het niet en wist niet waar het vandaan kwam. Toen ik het hoorde, dacht ik ‘fucking hell!’ ’s Nachts is Jelle (Paulusma - RvL) nog door Nieuwegein gereden om te kijken waar die Spinvis woonde.”
Succes kent vele vaders
Met Spinvis [foto links] is ook meteen één van de grootste successen van Excelsior genoemd. Het debuutalbum van de knippende en plakkende huisvader heeft inmiddels de gouden status behaald. Toch zijn zowel Roseboom, Hagenaars als Kleijn terughoudend als het om succes gaat. Wat is succes, vragen ze zich af. Is succes een gouden plaat? Een doorbraak in het buitenland? Of is succes een paar platen verkopen van een leuke band en plezier hebben in je werk? Succes kent vele vaders, zo zegt Hagenaars.
Kleijn: “Als dingen niet onopgemerkt voorbij gaan, dan is het succesvol.”
Roseboom: “We zijn geen Amerikanen die zeggen dat ze de grootste willen zijn, dat soort ambities moet je niet van de daken schreeuwen. Het geloof in jezelf moet je wel hebben. We hebben ook meteen gedacht ‘dit is echt goed’.”
Kleijn: “Of we zo nuchter zijn? Misschien wel. Ik zie bands wel eens hoog van de toren blazen. Terecht of niet, die maken het groter dan het is en dan denk ik ‘moet dat nou?’ Het is heel calvinistisch: doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg. Dat is ook een kracht, het maakt Excelsior voor veel mensen sympathiek.”
Sympathie is er meteen vanaf het begin. Bijna meteen. Weeps, dat tegenwoordig wordt gezien als een hoogtepunt in de Nederlandse popmuziek, wordt niet direct opgepikt. Roseboom: “Ik ben nog altijd gefrustreerd dat Weeps niet werd gewaardeerd. Gestoord en verdrietig word ik ervan. Ik wist toen al dat het een belangrijk album was.”
De sympathie komt uiteindelijk wel. Die andere band uit de begintijd van het label, Caesar, staat al snel op Lowlands en het debuutalbum van Johan is een groot, euh, succes. Journalisten sluiten vele acts van het label in de armen en ook de muziekliefhebbers weten Excelsior goed te vinden. Na tien jaar brengt het label nog steeds hoogstaande kwaliteitsmuziek, is het aantal bands gegroeid tot boven de twintig en stijgt het aantal releases nog steeds gestaag. Roseboom: “Als wij het niet doen, doet niemand het.”
Schoonheid toevoegen
Een goede instelling natuurlijk, maar toch is er heel af en toe ook kritiek te horen vanuit de buitenwereld. Over de geur van spruitjes rond de releases. Over de Hollandse degelijkheid van Excelsioracts. Over de fanhouding van sommige journalisten. Over de muziek die soms wel erg braaf klinkt.
Roseboom ligt echter niet wakker van kritiek: “Ach, dat is geneuzel van journalisten. Eigenlijk zou je het essay van Maarten ’t Hart over critici moeten lezen. Critici kunnen hoegenaamd niks. Ze kunnen alleen oordelen over het werk van anderen, terwijl bewondering veel meer op zijn plaats is. De New Yorker bevat bijvoorbeeld alleen positieve kritieken, dat vind ik erg nobel. Woorden kunnen echt dodelijk zijn. Het is heel erg Nederlands, die negatieve lading die eromheen hangt. Ik heb samen met iemand anders een weblog en daar zit ik niet te wachten op lelijke dingen. De instelling op mijn weblog is ‘laten we proberen iets moois te doen, laten we proberen om schoonheid toe te voegen’. Dat proberen we ook met Excelsior.”
Foto Spinvis: Reyer Boxem.
http://www.kindamuzik.net/achtergrond/excelsior/excelsior-tien-jaar-iets-moois-toevoegen
Meer Excelsior op KindaMuzik: http://www.kindamuzik.net/artiest/excelsior
Deel dit artikel: