Onze laatste liverecensie.
Onze laatste albumrecensie.
Ons laatste interview.
Onze laatste video.
Arthur Alexander begint vroeg. Als vijfjarige zingt hij met een koor in de kerk: oude, religieuze liederen als 'I'm Working on God's Building'. Hoe hij het na zijn middelbare school en zijn baantje als hotelklerk tot muzikant heeft geschopt, is onduidelijk.
Bekend is dat hij op zijn twintigste zijn eerste single 'Sally Sue Brown' opneemt voor Jud Phillips' (broer van rock-'n-rollproducent Sam Phillips) Judd Records. De tweede single komt een jaar later. 'You Better Move On' wordt een hit in de soul- en r&b-lijsten en legt de fundering voor opnamestudio FAME. The Rolling Stones maken het lied vervolgens tot Alexanders bekendste nummer; de groep covert het in 1964 en zet het nummer op haar debuut-ep.
Pech en pop
Na de Stones zijn The Beatles aan de beurt. Zij nemen 'Anna (Go to Him)' en 'Soldier of Love' over. De gruizige, maagomdraaiende zangstijl van Alexander weet op John Lennon evenveel indruk te maken als op Mick Jagger. Alexander zingt zijn compacte country-soulliedjes vol pechhebbende personages donker en met een unieke intensiteit, gekenmerkt door een emotie die nauwelijks verborgen blijft. Een stijl die vele imitaties doet volgen. Het zullen dan ook deze befaamde artiesten zijn die Alexander als grote, vocale bron van invloed een uitzonderlijke positie in de popgeschiedenis meegeven.
In 1979 verstevigt Ry Cooder de bijzondere positie van de soulmuzikant door de single 'Go Home Girl' te coveren op zijn baanbrekende plaat Bop Till You Drop. Een jaar daarna weet Alexander ook de poplijsten te halen met 'Everyday I Have to Cry', maar daar houdt zijn succes op.
Soul in de bus
Vele jaren verstrijken, waarin Alexander zich niet in de muziekwereld laat zien, omwille van ruzies met labels. "Ja, weet je, je wil een soort van betaald worden", grapt Alexander later. Hij werkt als buschauffeur. In 1993 besluit hij te gaan werken aan zijn comeback. Er ontstaat daarop een vernieuwde interesse in zijn kleine, maar indrukwekkende liedjescatalogus. Alexander tekent bij een nieuw label en levert een heerlijke comebackplaat af.
Op Lonely Just like Me werkt hij samen met soulsessiegiganten Dan Penn en Reggie Young. Zij creëren met hun groot empathisch vermogen een perfecte country-soulachtergrond - glad in nummers als 'If it's Really Got to Be This Way', ruw in 'Sally Sue Brown' - waartegen Alexander zijn desolate vocalen afzet.
Slechts enkele weken na deze release sterft Alexander aan een hartaanval. In alle ironie wordt hij zo een tragisch personage uit zijn nummers vol pechverhalen. De heruitgave Lonely Just like Me: The Final Chapter is een indrukwekkend laatste hoofdstuk. Beste extra's zijn de live-uitvoeringen van 'Genie in the Jug' en 'Everyday I Have to Cry': kaal in begeleiding, machtig en dik aangezet in zang. En dan is er nog die duistere cover van Neil Diamonds 'Solitary Man'. Maar zo'n alleengaande man is Alexander nooit geweest, getuige het slotstuk, de ode aan 'Anna'. Hij heeft het toch nog niet zo slecht gehad, die zingende buschauffeur.
Foto bovenaan door Michael P. Smith.
http://www.kindamuzik.net/achtergrond/arthur-alexander/arthur-alexander-de-soulvolle-buschauffeur/16307/
Meer Arthur Alexander op KindaMuzik: http://www.kindamuzik.net/artiest/arthur-alexander
Deel dit artikel: