Onze laatste liverecensie.
Onze laatste albumrecensie.
Ons laatste interview.
Onze laatste video.
Radio Luxemburg
De liefde voor popmuziek zat er bij Tom ter Bogt (1956) al vroeg in. Toen hij goed en wel bij de knop van de radio kon, maakte hij voor het eerst kennis met The Beatles. "Wij hadden thuis zo'n grote Philips-radio. Daarop luisterde ik al die nieuwe beatmuziek en ik vond dat gewéldig!" Oudere neefjes en broers van vriendjes wakkerden dat enthousiasme alleen maar aan. Op hun zolderkamertjes werden plaatjes van The Kinks, The Stones en The Beatles grijsgedraaid. Thuis luisterde Ter Bogt alleen naar de radio: "Moet je nagaan, wij hadden niet eens een pick-up." Hilversum 3 bestond in die tijd nog niet. Radio Luxemburg en AFN, American Forces Network, de zender voor de Amerikaanse soldaten in Duitsland, dat waren de zenders waar hij destijds op zijn transistorradiootje naar luisterde. Ter Bogt: "Het had iets ontzettend spannends. Als je naar bed moet en dan met je radiootje stiekem popmuziek luisteren."
Jeugdcultuur
Ter Bogt zou later cultuurpsychologie gaan studeren. Tijdens zijn puberteit vroeg hij zich – zoals alle jonge mensen – af wat voor persoon hij was. Hij was niet alleen nieuwsgierig naar zichzelf, maar ook naar hoe een mens over het algemeen in elkaar stak. De keuze voor psychologie was gauw gemaakt. Binnen cultuurpsychologie kon hij ook zijn andere liefde – geschiedenis – een plek geven. Maar had muziek toen ook al een aandeel in zijn studie? Ter Bogt: "Je had nog helemaal geen vakken op het gebied van popmuziek. Ook niet over jeugdcultuur, wat altijd onlosmakelijk verbonden is met popmuziek. Wel ontstond in die tijd het CCCS – het Centre for Contemporary Cultural Studies – , een groep Britse sociologen die voor het eerst jeugdcultuur als serieus studieobject nam. Ik werd daar enorm door geïnspireerd en schreef mijn scriptie uiteindelijk over de studentenbeweging in Nijmegen."
De Swing
Tijdens zijn studententijd was Ter Bogt vooral in de praktijk met popmuziek bezig. Na een kennismaking met het nachtleven en de clubscene van New York ("dat was echt unbelievable voor een twintigjarig jochie!"), waar vooral disco van 12-inches werd gedraaid, besloot hij zelf te gaan dj-en. "In mijn studententijd werd er niet gedanst door studenten. In Nijmegen, waar ik studeerde, was één klein café, waar je wel iedere avond kon dansen. En er waren studentenfeesten, maar het idee om naar een discotheek of naar een club te gaan, dat stamt echt van rond 1980. Nu is dat alweer zo normaal dat je je dat bijna niet kunt voorstellen." Ter Bogt draaide in die tijd voor De Swing, de eerste grote dansclub waar een studentenpubliek op afkwam, en droeg op die manier een belangrijk steentje bij aan de lokale popularisering van dansmuziek. Maar de discomuziek die Ter Bogt in Amerika had gehoord sloeg hier nog helemaal niet aan. "Studenten vonden het niks, dus ging ik maar rockplaatjes draaien."
Andere generatie
Het was ook een manier om, ondanks geldgebrek, toch alle plaatjes te kunnen kopen die hij wilde hebben. "Binnen no time had je een paar duizend platen bij elkaar. Vooral in de independent music van '83 tot '89 was ik heel goed thuis. Dat is ook nu nog de periode in de popmuziek die ik het beste ken." Toen de house opkwam stopte Ter Bogt ermee. Hij vond dat het de tijd was voor een andere generatie. "Al heb ik het nooit voor het geld gedaan, was dat achteraf natuurlijk wel stom. Wij verdienden nooit méér dan het barpersoneel, maar de generatie house-dj's na ons haalden natuurlijk wel het grote geld binnen." Maar Ter Bogt dj-de vooral omdat hij gek was op muziek: "Ik kan geen instrument bespelen – althans, niet noemenswaardig – dus dit was voor mij een manier om toch mijn 'ding' te doen in de muziek."
Popprofessor
Na een werkloze periode en een onderzoek naar jeugd in Groenlo, kwam Ter Bogt terecht bij de Universiteit van Utrecht, op de afdeling adolescentiepsychologie. "De markt voor intellectuelen was midden jaren tachtig heel slecht, dus dat kwam behoorlijk onverwacht. Omdat ik al had gepubliceerd over jeugdcultuur ben ik daar automatisch in blijven hangen. In de loop van een jaar of tien heb ik vervolgens vrij veel gepubliceerd over jeugd en jeugdcultuur. Dat is toch wel één van de belangrijkste redenen dat ik bij de Universiteit van Amsterdam op het terrein van de popmuziek professor geworden ben."
Popmuziek in zijn context
Ter Bogt volgde begin van dit academisch jaar René Boomkens op – de pionier in popprofessorland – met een aanstelling van twee dagen per week. Toch is Ter Bogt's aanpak geheel anders dan die van filosoof Boomkens. "Hij is iemand die echt beschouwt, die vrij reflectief bezig is met die materie, en wat dat betekent in een maatschappelijke of historische context. Ik zal me veel meer bezig gaan houden met sociaal-wetenschappelijke vragen. Welke betekenis heeft de muziek en alles wat daaromheen hangt voor mensen?"
Zo houdt Ter Bogt zich bijvoorbeeld bezig met onderzoek naar XTC-gebruik op danceparties en hoe dit samenhangt met bepaalde persoonlijkheidskenmerken. Een ander onderzoek behelst het in kaart brengen van publieksgroepen en de voorkeuren die zij hebben. "Liefhebbers van Afro-Amerikaanse muziek bijvoorbeeld houden maar van één soort muziek, en vinden de rest helemaal niks. Vreemd eigenlijk dat dit nog nooit eerder in kaart is gebracht."
High en low
Al sinds de aanstelling van Boomkens vallen mensen uit verschillende hoeken van de popmuziekwereld over de nieuwverworven wetenschappelijke status van hun troetelkindje. "Over popmuziek moet je niet lullen, dat moet je gewoon doen," is een veelgehoorde uitspraak, vooral onder muzikanten. Maar wat vindt Ter Bogt nu eigenlijk zelf van deze discussie? "Dat vind ik echt een non-discussie. Het is heel simpel: alle sociale verschijnselen, of het nu high-culture of low-culture is, bizar of gewoon, zijn altijd de moeite van het onderzoeken waard. Natuurlijk moet je popmuziek ook spelen, maar wil dat zeggen dat het niet interessant is om het te onderzoeken? Bovendien vel je als popwetenschapper geen oordeel. Ik ben geen cultuurpaus. Ik ga niet zeggen wat goede of slechte muziek is. Dat is niet de rol van de wetenschap, maar die van de journalistiek. Er is heus wel muziek waar ik helemaal niks aan vind, maar de fans vind ik altijd wel interessant. Ik houd me dus wel bezig met hoe muziek – of die nu van hoge of lage kwaliteit is – een rol speelt in de levens van mensen. En dat is natuurlijk heel anders voor een kleuter, een tiener of een volwassene."
IASPM
Ter Bogt wil er de komende tijd vooral voor gaan zorgen dat popmuziek als wetenschap echt een volwaardige onderzoekstak wordt, met een club mensen die zich geheel aan de popwetenschap gaat wijden. "Aan wat voor universiteit of HBO je ook verbonden bent, nu ben je vaak nog een eenling als je je met de studie naar popmuziek bezighoudt. Wel is er de IASPM, de International Association for the Study of Popular Music, waarbinnen we als popwetenschappers onze kennis delen, maar in de dagelijkse praktijk moet je het toch zelf doen." Volgens Ter Bogt is er wel heel veel journalistiek materiaal over popmuziek voorhanden, maar laat de wetenschap hierover nog steeds te wensen over. Hij wil er daarom de komende jaren met een aantal AIO's – waarvan hij de eersten al binnen heeft – voor zorgen dat het onderzoek naar popmuziek op de kaart wordt gezet, o.a. door het publiceren van artikelen in internationale bladen. In zijn eerste jaar als popprofessor heeft hij zich volop beziggehouden met het geven van lezingen en interviews en het schrijven van onderzoeksvoorstellen. Ook is de eerste collegereeks inmiddels gestart, waarmee Ter Bogt zijn enthousiasme voor de studie naar popmuziek hoopt te kunnen overdragen op wellicht een toekomstige generatie popwetenschappers.
http://www.kindamuzik.net/achtergrond/709/tom-ter-bogt-in-mijn-studententijd-werd-niet-gedanst/3673/
Meer op KindaMuzik: http://www.kindamuzik.net/artiest/709
Deel dit artikel: