Onze laatste liverecensie.
Onze laatste albumrecensie.
Ons laatste interview.
Onze laatste video.
LOFTUS – LOFTUS (2003)
Het is een bandnaam die klinkt als een moffig, bruinbeige stuk groente (met een slap lokje loof eraan). Wel ja, dan kun je erop rekenen dat de tijd genadeloos met je omspringt. En zo geschiedde, want zelfs mensen die de naam Califone nog iets zegt (een halve huifkar vol), hebben het niet meer over Loftus. Eeuwig zonde, want het waren de heren van Califone (voorheen Red Red Meat) en het al lang ter ziele gegane Rex die de handen ineensloegen voor een samenwerking die zijn creatieve weerga in de muziekhistorie niet kent. Dat klinkt wellicht wat gezwollen, maar noem nog eens zo'n plaat waarop het experiment en het liedje elkaar zó goed, zó organisch aanvullen? Lukt niet. En de muziek? Die klinkt als het groot Amerikaans liedboek nadat het tweehonderd jaar in de klei heeft liggen fermenteren en bij stom toeval gevonden is door een boerenvrouw met pekzwarte nagelriemen en een lui oog. Van het instrumentaaltje 'Raisin' tot 'Marlon Perkins' sta je versteld van het muzikale vernuft (en de liefde) waarmee de plaat in elkaar is gedraaid. Hoe het mogelijk is dat zo'n wonderlijke plaat zo bruut vergeten wordt? Zeg jij het maar. Bij dezen dan, alsnog, veertien jaar na dato warm aanbevolen: Loftus. Nu nooit meer vergeten. (RS)
DE KIFT – KOPER (2001)
De Kift heeft nou niet echt te klagen over slechte recensies. De afdeling subsidies van het Ministerie van Cultuur is ook al jaren fan van de Zaankanters, maar toch krijgen de fanfarepunks net niet de eer die ze verdienen. Misschien omdat ze niet in een hokje te stoppen zijn. De Kift is geen typische rockband. Ze zijn theatraal, maar niet echt theater. Ze staan in de oer-Hollandse fanfaretraditie, maar zijn tegelijkertijd ook behoorlijk avant-garde. Zoals bij wel meer bands die op een consistent hoog niveau zitten, is er ook de eeuwige vraag: wat is de ultieme De Kiftplaat? Vlaskoorts ('Oe'! 'Bierflessengroen'!) of toch 7 ('5'! 'Talisman'!)? De keuze is gevallen op Koper, met zijn weemoedige Byroninterpretatie 'Bleke Chrysanten', het mystieke 'Kreupele Nachtegaal', de elegante volksdans 'De Molenaar' en vooral toch de tot in het diepst van de ziel snijdende gotische horror van 'Vorstin'. "Oh heldere maan, ga onder, ga onder!". Daarom nu maar eens expliciet gezegd: De Kift is een kroonjuweel van de Nederlandse muziekscene en Koper een meesterwerk, een van de tien beste popplaten ooit in Nederland gemaakt. Minstens. (MtH)
LINDA THOMPSON – FASHIONABLY LATE (2002)
Zeventien jaar lang had ze door stemproblemen geen album meer gemaakt; de titel Fashionably Late was geen ironische grap, eerder een bitterzoete. Nadat het fameuze jarenzeventigfolkduo en echtpaar Richard en Linda Thompson uit elkaar was gegaan, was de stress op haar stem geslagen. Maar met behulp van botox hervond ze haar stem en in 2002 was daar een comeback met een album met tien tracks, verspreid over verschillende sessies opgenomen. Thompsons stem is dieper en lager geworden, maar ook fragiel. En op de songs is elke muzikant die iets voorstelt in de internationale folkwereld te horen: Kate Rusby en Van Dyke Parks, Rufus en Martha Wainwright, Martin Carthy, zoon Teddy, dochter Kamila en zelfs ex-man Richard zingen mee. Maar wat Fashionably Late een meesterwerk maakt, is dat alle facetten van folk aan bod komen. Het album kreeg indertijd te weinig aandacht, maar in tijden waarin Mumford and Sons, Fleet Foxes en Of Monsters and Men zo succesvol zijn, verdient het album het om herontdekt te worden. (GdG)
16 HORSEPOWER – FOLKLORE (2002)
"It's like, how much more black could this be? And the answer is: none. None more black", aldus Nigel Tufnel in This Is Spinal Tap. Hij had het over Folklore kunnen hebben. Omdat Secret South als magnum opus van 16 Horsepower geldt, wordt het laatste studioalbum van David Eugene Edwards' trio vaak over het hoofd gezien. Op dit album brengt de groep tien liedjes, waaronder slechts vier eigen composities; de rest zijn covers, van Hank Williams en The Carter Family, maar ook de stokoude, uit Tuva afkomstige folksong 'Horse Head Fiddle'. Dat er geen verschil te horen is tussen een eigen song als 'Beyond the Pale' en een traditional als 'Outlaw Song' zegt niet alleen veel over de knappe composities van het trio, maar ook over hoe eenvoudig ze ouder werk naar hun hand weten te zetten. Daar komt nog bij dat het tiental songs akoestisch getoonzet is; 16 Horsepower heeft geen elektrische versterking meer nodig om de huiveringwekkende boodschap over te brengen. Folklore is ruim 37 minuten gitzwarte muziek waarbij zelfs de afsluitende mazurka 'La Robe a Parasol' eerder onheilspellend dan vrolijk klinkt. (GdG)
THE CARDIGANS – LONG GONE BEFORE DAYLIGHT (2003)
Verstandig was het niet, om na de luchtige jarenzestigpop van de eerste drie albums en de noisy rocksound van Gran Turismo op Long Gone Before Daylight het roer opnieuw om te gooien. Toch gingen Nina Persson en consorten op hun vijfde album opeens in de weer met folk, country en pop. Het resultaat? Een prachtig album vol melancholieke songs, en slechts enkele up-tempo, vrolijke songs. Om te stellen dat de Zweden hier zwaar op de hand klinken, is een understatement. De recensies waren zuinig en een groot commercieel succes werd Long Gone Before Daylight evenmin; alleen eerste single 'For What It's Worth' was nog een bescheiden succes, al behaalde het album in het thuisland tweemaal de platina status. Ja, er wordt op Long Gone Before Daylight te veel geleund op ballads en saaiheid ligt op de loer, maar zelden klonk muziek voor lange, donkere wintermaanden zo verleidelijk. (GdG)
DELAYS – FADED SEASIDE GLAMOUR (2004)
Mei 2004 toerden The Veils en Delays gezamenlijk door Nederland. The Veils waren op dat moment een bescheiden hype in Nederland, terwijl in het Verenigd Koninkrijk juist Delays die eer ten deel viel. Toch lukte het Delays niet om door te breken. Aan debuutplaat Faded Seaside Glamour kan het niet hebben gelegen. Het album bevat twaalf prachtige, zonnige, beachboysachtige liedjes. De reden waarom Faded Seaside Glamour flopte, kan met één woord worden samengevat: Zeitgeist. Twee maanden voor de release van het debuut van Delays bracht Franz Ferdinand hun titelloze debuut uit. Het zou de muziekwereld de jaren erna compleet veranderen. Niemand zat meer te wachten op zonnige, tijdloze liedjes van vier bleekscheten uit Southampton. Wat wel gebeurde, was dat een karrenvracht aan Britse Orange Juice- / Gang of Fourklonen hun kans roken: Bloc Party, Maxïmo Park, The Futureheads, Milburn, Clor, The Rakes, Dogs Die in Hot Cars, The Departure; iedereen greep zijn kans. Nu de stofwolken zijn opgetrokken en alleen Franz Ferdinand nog overeind staat, verdient Delays een tweede kans. Ze bestaan nog, al brachten ze hun meest recente album alweer vier jaar geleden uit. (GdG)
THE BATS – FREE ALL THE MONSTERS (2011)
Free All the Monsters is een onopvallend album dat nooit een hype teweeg heeft gebracht. Het is het achtste album van een groep Nieuw-Zeelanders die al ruim dertig jaar actief is en al die tijd goede albums heeft gemaakt; Free All the Monsters is gewoon het zoveelste meesterwerk uit het oeuvre. Twaalf popliedjes, met het kenmerkende, van The Byrds afgekeken gitaargeluid en de prachtige samenzang van frontman Robert Scott en zangeres-gitariste Kaye Woodward. Het enige dat The Bats is te verwijten is dat ze zo verdomd smaakvol zijn. De groep nam het album eind 2010 op in een voormalige psychiatrische instelling, halverwege Oamaru en Dunedin, aan de oostkust van het Zuidereiland van Nieuw-Zeeland. Die semi-live setting – wat zijn dat toch voor een achtergrondgeluiden in het instrumentale 'Canopy'? – zorgt voor een mooie, ruimtelijke galm in alle liedjes. Free All the Monsters is een bloedmooi album. Het schreeuwt niet om aandacht, maar verdient die des te meer. (GdG)
THE HAUNTED – REVOLVER (2004)
Op het moment dat rEVOLVEr uitkwam, had de Björler-tweeling al een plaat gemaakt die alom wordt gezien als een meesterwerk: Slaughter of the Soul van At the Gates uit 1995, de meetlat waar elke melodic-deathmetalplaat langs wordt gelegd. Alleen is de plaat die Anders (gitaar) en Jonas (bas) negen jaar laten met hun nieuwe band The Haunted uitbrengen (nog) beter. Wat gebleven is, is Anders Björlers (en dat van medegitarist Patrik Jensen) talent voor messcherpe melodieuze riffs en korte, maar memorabele solo's. Dan is er de terugkeer van Peter Dolving. Die had de eerste The Hauntedplaat ingezongen, was daarna twee platen uit zicht, maar keerde op rEVOLVEr triomfantelijk terug (vandaar ook mede de albumtitel.) Dolving schreeuwt niet uit agressief machtsvertoon; de haat en frustratie lijken altijd uit het diepst van zijn ziel te komen. Meer emo dan Dolving wordt een zanger niet. O, en als het moet kan hij ook nog echt zingen ook. The Haunted zette de ingeslagen, meer experimentele en melodieuze koers voort, maar nooit zou de balans tussen agressie, emotie en melodie meer zo goed zijn als op rEVOLVEr. (MtH)
THE FUTUREHEADS – THE FUTUREHEADS (2004)
Stellen dat The Futureheads slechts de beste Kate Bushcover aller tijden hebben opgenomen, zou de Britse band tekortdoen. Het viertal uit Sunderland moest halverwege het vorige decennium achteraan sluiten bij bands die feestelijker (Franz Ferdinand), melancholischer (Maxïmo Park) en intelligenter (Bloc Party) klonken, maar geen van de vele retro-acts uit die tijd wist de stereosamenzang van bands als Queen en The Beach Boys zo goed te combineren met snelle, The Clashachtige staccatoriffs. The Futureheads zijn liefhebbers van een beetje vaart, ze spelen op dit debuut alsof hun leven er vanaf hangt. 15 nummers lang heeft de band vooral haast-haast-haast. Alleen in 'Danger of the Water' wordt even een adempauze ingelast, verder gaat het van 'faster, faster' tot 'hurry, hurry'. Het is een energieniveau dat ze sindsdien nooit meer hebben gehaald: dit debuut blijft voor The Futureheads het dichtste dat ze ooit kwamen bij een 'Bohemian Rhapsody' van de postpunkrevival. Inclusief geniale cover van 'Hounds of Love'. (RvL)
TIM EXILE – LISTENING TREE (2009)
Wat wil Tim Exile? Luister naar een nummer als 'Family Galaxy' en hoor hoe je constant op het verkeerde been wordt gezet. Het start met stroperige, trage beats, alsof hij een laid-back versie van dubstep laat horen, maar vervolgens versnelt het ritme, vermenigvuldigt Exile zijn stem en gaat de beat langzaam maar zeker in overdrive, terwijl de hoogte van de stem opeens een Freggelsniveau bereikt. Exile doet het ene moment een Babylon Zoo'tje, plakt vervolgens sample na sample aan elkaar, bereikt eerst prachtige pophoogtes en kent ook verschrikkelijke kitschdieptes, maar steeds doet hij iets anders. Exile wil klinken als Pink Floyd ten tijde van The Wall ('Fortress'), maar ook als elektronicakunstenaar Holden ('There's Nothing ...'). Dit album klinkt duister en grappig tegelijk, als muziek waar voor iedereen wel iets moois in valt te ontdekken, maar ook als muziek waar niemand de vinger op kan leggen. De kracht van Listening Tree is dat Tim Exile niet lijkt te weten wat hij eigenlijk wil. (RvL)
LA FEMME – PSYCHO TROPICAL BERLIN (2013)
Veel leuker dan Psycho Tropical Berlin werd het in 2013 niet, helaas had bijna niemand het door. Het Franse La Femme liet voor het eerst van zich horen in 2010, met de newwavesingle 'Sur la Planche', waarna het lange tijd stil bleef. Vorig jaar kwam de band met dit volwaardige debuutalbum, inclusief een upgrade van de eerste single naar 'Sur la Planche 2013' – dat nog steeds klinkt als een pulserend eerbetoon aan DAF's 'Der Mussolini'. Dat La Femme zo onbekend is, zal te maken hebben met de voertaal op dit debuut (voornamelijk Frans en dus voor de meesten nogal onverstaanbaar), maar ook met de gekke mix van invloeden die voorbijkomen. De band komt deels uit Parijs en deels uit Biarritz en met een beetje fantasie is dat terug te horen: La Femme combineert donkere wave (de stad) met lichtzinnige surf (het strand) tot een levendig en alle kanten opschietend brouwsel. Er wordt overheen gezongen, maar ook gescandeerd, gepraat en gefluisterd. Rare jongens, die Fransen? Niet voor niets omschrijven ze zichzelf als strange wave. (RvL)
VINCENT GALLO – WHEN (2001)
Je zou hem bijna een renaissanceman noemen; acteur-kunstenaar-regisseur-schrijver-muzikant Vincent Gallo. Vooral bekend om zijn films, maar vlak zijn muziek niet uit, want zeker op zijn soloplaat When (Warp) is hij minstens zo indrukwekkend bezig als in zijn beste films. Eigenzinnig croont hij als een hedendaagse Chet Baker in kleine verstilde liedjes en vreemde schetsen, die neigen naar soundscapes. Zijn hoge stemgeluid is gevoelig en breekbaar, de muzikale omlijsting zowel retro als experimenteel hedendaags. De sfeer is intiem en spannend, alsof je eigenlijk niet mee mag luisteren maar dat stiekem toch doet van achter de deur die op een kiertje staat. En zo klinkt het dan ook: het geluid is licht vervormd, alsof de tape is versleten en uitgerekt, voortkomend uit afgeleefde speakers. Het lijkt een kleine, bescheiden plaat, maar dat is slechts schijn: When is een rijk en gelaagd album, vol verborgen gebreken die het alleen maar fascinerend maken – en die wellicht ook zo bedoeld zijn. Het is van een raadselachtige schoonheid, haast impressionistisch van aard. Niet proberen te begrijpen, alleen maar ondergaan. (BI)
DOPPLEREFFEKT – LINEAR ACCELARATOR (2003)
Op internet is er vrijwel niets te vinden over Dopplereffekt. Het zou een (eenmans-? meermans-?) electrocollectief uit Detroit zijn, en hij/zij/men zou(den) nu al een tijd in Berlijn wonen. Het collectief zou banden hebben gehad met Drexciya en aanverwante electrogoden. Ik geloof het allemaal niet. Dopplereffekt – met hoevelen ze ook mogen zijn – komt uit de ruimte. Uit outer space. En het bewijs heet Linear Accelerator. Dit is spacemuziek, en dan niet het soort waarvoor je eerst geestverruimende middelen dient te nemen, nee, dit is de soundtrack van hun ruimtereis hiernaartoe. Het album bevat vrijwel melodieloze geluidssculpturen, zeker de eerste drie nummers. Je verbeeldingskracht maakt overuren, je wil de geluiden verklaren, een nieuwe werkelijkheid creëren. Pas bij de vierde track wordt er gerefereerd aan ons menselijk kader, middels Tangerine Dreamachtige ambient. Het zorgt voor de broodnodige ontspanning na de welhaast ondraaglijke spanning van de eerste helft. Linear Accelerator is de ultieme spaceplaat, een plaat die lijkt gemaakt zonder menselijke inmenging. Een buitenaards product dus, en ook van buitenaardse klasse. (BI)
SUIMASEN – FLOW (2001)
Miskende meesterwerken, zo heet deze rubriek. In het geval van Suimasen is de plaat wellicht niet miskend, maar onbekend. En dat is ernstig. Tragisch. Afschuwelijk. Dieptriest. Mag niet. Kan niet. Daarom dit: Flow van het Eindhovense Suimasen is een magistraal meesterwerk. Hun andere twee albums (het titelloze debuut en Stay) zijn dat trouwens ook. Drie platen lang maakte de band fabelachtig mooie liedjes, geworteld in de gitaarunderground. Denk Sonic Youth, Motorpsycho, Blonde Redhead, dat soort dingen. En denk dat ook weer niet, want het trio is anders dan anderen. Subtieler, minimalistischer, gevoeliger ook. Er zijn twee zangers met een heel eigen stemgeluid te horen, beide met melancholische ondertoon. En juist die melancholische ondertoon raakt elke luisterbeurt weer zo hard en zo diep. Suimasen is geen band van de grote gebaren, de harde uithalen. Het is juist de ingetogen, ingehouden spanning die samen met de zachte droefenis het totaalpalet zo verslavend inkleurt. Met een niets minder dan geniaal eindresultaat. Suimasen schreeuwt wellicht niet om aandacht, maar verdient het wel. En meer dan dat. Erkenning voor hun drie geniale platen. Met Flow als waarlijk subliem hoogtepunt. (BI)
THE BLOOD BROTHERS – YOUNG MACHETES (2006)
Waarschijnlijk is iedereen The Blood Brothers al vergeten. De Amerikaanse punkers stopten er in 2007 mee, waarna enkele bandleden een soloavontuur zijn gestart, maar daar is nauwelijks meer iets van vernomen. Misschien is het beter zo: een confronterende act als The Blood Brothers moet zich niet lusteloos voortslepen richting pensioengerechtigde leeftijd (en heb je ooit een bejaarde als Donald Duck horen zingen?). Het Amerikaanse gezelschap was de meest effectieve emopunkband sinds At the Drive-In, en Young Machetes is de furieuze energiebom waarop ze excelleerden – al zal niet iedereen het daar mee eens zijn, want critici waren maar gematigd enthousiast toen het album uitkwam. Refused en Faith No More wisten tenminste hoe ze songs moesten schrijven voordat ze begonnen te experimenteren, zo schreef de Amerikaanse website Pitchfork zuinigjes. En dat terwijl The Blood Brothers op dit album niet alleen gekker, maar ook melodieuzer uit de hoek komen dan ooit. Er is na 2007 nauwelijks meer een band opgestaan die zoveel uitersten in één album wist te stoppen. (RvL)
http://www.kindamuzik.net/achtergrond/15-jaar-kindamuzik/15-miskende-meesterwerken-die-je-moet-kennen-km15yr/24842/
Meer 15 jaar KindaMuzik op KindaMuzik: http://www.kindamuzik.net/artiest/15-jaar-kindamuzik
Deel dit artikel: